Aangepast zoeken

vrijdag 16 januari 2009

SiDi-R protocol

De SiDi R is een protocol voor signalering en diagnosticering van intelligente en (hoog)begaafde kinderen in het primair onderwijs. In een tijd waarin men zowel in Vlaanderen als in Nederland een zorgcontinuüm uitwerkt, is dit geen overbodige luxe. Te vaak nog worden hoogbegaafde kinderen gezien als kinderen die zichzelf wel zullen redden en leren en bijgevolg geen zorg nodig hebben. Te vaak nog hoor je hoogbegaafdheid omschreven worden als een luxeprobleem. Het resultaat? Een zorgcontinuüm dat start bij de zwakste leerling en eindigt bij de gemiddelde leerling. Dit denken leidt dan ook tot situaties waarin men geen extra middelen voorziet voor de zorg die de hoogbegaafde leerlingen nodig hebben. Als ze al (h)erkend worden.

Met dit protocol beschikken scholen alvast over een goede procedure om hoogbegaafde kinderen op te sporen die meteen ook naadloos kan ingebed worden in het handelingsgericht werken. Het laat toe om een onderscheid te maken tussen hoogintelligente en hoogbegaafde leerlingen. Wie onder andere professor Span al hoorde spreken, weet dat dit geen goedkope boutade is: een hoogintelligent persoon is pas hoogbegaafd als hij er ook in slaagt om op een creatieve manier iets met die hoge intelligentie te doen. En dat laatste is niet vast te stellen met een intelligentietest alleen.

Het protocol bestaat uit 3 fasen met in totaal 5 stappen. In de signaleringsfase gaat men er vanuit dat een diagnostisch traject (de tweede fase) kan in gang worden gezet nadat men informatie heeft verkregen op vier mogelijke manieren:


  • Naar aanleiding van een gesprek door de directie met de ouders van nieuwe leerlingen uit de kleuterklas of de lagere school waaruit blijkt dat de kleuter een ontwikkelingsvoorsprong of een hoge begaafdheid kan hebben.

  • Vanuit een groepssignalering door de leerkracht in de klas waarbij deze wil te weten komen of er leerlingen zijn die een ontwikkelingsvoorsprong of een hoge begaafdheid kunnen hebben.

  • Naar aanleiding van ouders die hun vermoeden dat hun kind een ontwikkelingsvoorsprong of een hoge begaafdheid heeft uitspreken.

  • Naar aanleiding van medeleerlingen die bepaalde klasgenoten aanmerken als talentvol.

De SiDi R voorziet hiervoor in instrumenten die toelaten alles systematisch en doelgericht in kaart te brengen. Als de signalering is afgesloten, dan zijn er in principe 3 mogelijkheden: ofwel gaat het over een ontwikkelingsachter-stand die kan opgevangen worden door het reguliere zorgbeleid van de school, ofwel gaat het over een leerling met een normale ontwikkeling en is er geen speciale zorg nodig, ofwel blijft het vermoeden van een ontwikkelings-voorsprong of een hoge begaafdheid overeind en is er verdere diagnose nodig.

De diagnosefase beslaat de stappen 2, 3 en 4 van het protocol. In stap 2 wordt er een gericht gesprek gevoerd met de ouders. Hierin worden specifieke vragen gesteld in functie van de onderkenning van een ontwikkelingsvoorsprong of een hoge begaafdheid. Hiervoor beschikt het protocol over twee vragenlijsten die kunnen gebruikt worden als leidraad voor een gestructureerd interview. Deze eerste diagnose wordt aangevuld met gegevens uit een gerichte observatie (stap 3) waarbij men het kind op heel wat vaardigheden moet beoordelen op een schaal van 1 tot 5. Deze observatiegegevens kunnen in het bij de SiDi R geleverde computerprogramma ingevoerd worden dat dan de scores op verschillende factoren berekent. Het protocol geeft hierbij aanduidingen over de manier waarop deze profielen moeten geïnterpreteerd worden. Na deze tweede diagnose kan men in de vierde stap van het protocol meer gegevens verzamelen om uiteindelijk tot een derde diagnose te komen. Ook hier voorziet het protocol in de nodige instrumenten. Deze vierde stap is echter facultatief. Men kan er voor kiezen meteen over te gaan naar de vijfde stap van het protocol, het plan van aanpak.

Met de vijfde stap treden we binnen in de uitvoeringsfase. Het plan van aanpak speelt in op de specifieke noden van de leerling met een ontwikkelingsvoorsprong of een hoge begaafdheid. Mogelijkheden hierbij zijn versnellen, verrijken en (voor kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong) het volgen van een eigen ontwikkelingslijn. Het protocol geeft bij elk van deze mogelijkheden uitleg bij een aantal specifieke aandachtspunten.

Het protocol staat ook specifiek stil bij de (hoog)begaafde onderpresteerders. Het geeft een beknopte uitleg bij dit fenomeen en voorziet in een signaleringslijst die moet toelaten deze leerlingen tijdig op te sporen. Verder heeft het ook aandacht voor een aantal “uitzonderingen” zoals onder andere leerlingen met een disharmonische ontwikkeling, leerlingen met problemen in de sociaal-emotionele ontwikkeling en begaafde kinderen met een leer-stoornis.

Acht bijlagen voorzien in bijkomende informatie die de gebruiker toelaat om het maximum uit dit protocol te halen.
Dit protocol, dat alvast in Vlaanderen nog te weinig bekend is, is een waardevol instrument voor scholen die hun zorg willen aanwenden voor alle leerlingen met specifieke noden, dus ook de hoogbegaafde leerlingen. Het biedt hen kennis en instrumenten die toelaten deze kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong of hoge begaafdheid tijdig op te sporen en een aangepaste zorg te geven.

Auteur(s): Alja de Bruin-de Boer en Jan Kuipers
Titel: SiDi R
Uitgeverij: Eduforce
Plaats: Leeuwarden
Jaar: 2005
Pagina’s: 133
ISBN-13: 978-90-76838-22-9

© Lieven Coppens, http://boeketje-onderwijs.skynetblogs.be/



dinsdag 13 januari 2009

Hoogbegaafdheid, kwaliteit in beleid

Een school die een volwaardig zorgcontinuüm wil bezitten, moet ook rekening houden met haar (hoog)begaafde leerlingen. Deze zorg moet ingeschreven staan in het algemene zorgbeleid van de school. Van zodra de aanpak van (hoog)begaafde leerlingen op punt staat, moet de school er verder alles aan doen om de kwaliteit ervan te borgen, veilig te stellen. De werkmap (Hoog)begaafdheid kwaliteit in beleid. Programma voor beleidsontwikkeling (hoog)begaafde leerlingen in het primair onderwijs van uitgeverij Eduforce is een instrument dat daar zeker bij helpt.
De map bestaat uit 4 inhoudelijke blokken en een vijfde blok met een dertiental concreet uitgewerkte bijlagen.

In het eerste blok staat de auteur stil bij het schrijven van een deelzorgplan hoogbegaafdheid. Een deelzorgplan, omdat, zoals de auteur het stelt in de inleiding, hoogbegaafdheid niet als iets speciaals wordt gezien, maar een onderdeel is van de totale zorgparagraaf (blz.5). Bij het schrijven van het deelzorgplan kan de school uitgaan van de concepttekst die als bijlage bij de map te vinden is. Na bespreking in het schoolteam kan men stukken uit deze concepttekst aanpassen, aanvullen of weglaten, en er indien nodig nieuwe stukken aan toevoegen. De auteur beschrijft een invoeringstraject dat door de directeur van de school gevolgd kan worden om dit te realiseren.

Het tweede blok gaat nog een stap verder. Wanneer de school voldoet aan de noodzakelijke competenties (die in het deelzorgplan beschreven staan) om een zorgvuldige, duidelijke en professionele opvang en begeleiding van (hoog)begaafde leerlingen op te zetten, dan moeten deze competenties vertaald worden in taken die toegewezen worden aan concrete personen. Ook hier geeft de auteur een stappenplan om dit vlot te laten verlopen. De leerkrachtcompetenties die in deze taakverdeling aan bod komen zijn:

  • Signalering
  • Diagnose
  • Uitvoering plan van aanpak
  • Pedagogisch klimaat / begeleidingsklimaat voor (hoog)begaafde leerlingen
  • Inhoud en didactische aanpak voor (hoog)begaafde leerlingen
  • Feedback, beoordeling en rapportage


Bij elk van deze leerkrachtcompetenties stelt de auteur een uitgebreide suggestielijst op van acties die hierbij kunnen ondernomen worden in functie van de taakverdeling (de concrete materialen waarnaar de auteur verwijst, zijn nagenoeg allemaal terug te vinden in de bijlagen). Het zal de lezer onmiddellijk duidelijk zijn dat sommige taken moeten opgenomen worden door alle leden van het schoolteam terwijl andere taken kunnen toegewezen worden aan één enkele persoon.

Het derde blok gaat dieper in op het kiezen van de prioritaire taken en het opstellen van actieplannen voor de school. De auteur beschrijft heel concreet de verschillende stappen die hierbij kunnen gezet worden en geeft opnieuw, per leerkrachtcompetentie, heel wat suggesties voor acties die hierbij van belang (kunnen) zijn. Net zoals in het tweede blok zijn de concrete materialen waarnaar de auteur verwijst nagenoeg allemaal terug te vinden in de bijlagen.

Het vierde blok staat helemaal in het teken van het borgen van de bereikte kwaliteit. De auteur geeft een overzicht van manieren die de directeur kunnen helpen om dit laatste te realiseren.

Terwijl deze 4 blokken de uitwerking van een volledig stappenplan beschrijven, kunnen ze niet losgezien worden van de rijkdom aan informatie die zich in de bijlagen bevindt. Mij lijkt het zelfs dat de lezer beter eerst alle bijlagen grondig doorneemt alvorens zich te buigen over het stappenplan uit de blokken 1 tot 4. Het zal hem helpen om het bij een eerste lezing nog beter te begrijpen. De bijlagen zijn:

Bijlage 1: Deelzorgplan (hoog)begaafdheid
Bijlage 2: Kwaliteitskaart (hoog)begaafdheid
Bijlage 3: Resultaatmeting leerlingen
Bijlage 4: Resultaatmeting leerkrachten
Bijlage 5: Planmatig verrijken en verbreden voor kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong
Bijlage 6: Leerlijnen voor planmatig verrijken en verbreden voor intelligente en (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs vanaf groep 3
Bijlage 7: Adviezen voor de coördinator (hoog)begaafdheid
Bijlage 8: De metacognitieve leertheorie
Bijlage 9: De VersnellingsWenselijkheidslijst
Bijlage 10: Leermiddelenlijst
Bijlage 11: Handreiking voor compacting rekenen en taal
Bijlage 12: Het maken van een plan van aanpak met het envelopmodel
Bijlage 13: Aandachtspunten voor het opzetten van een plusklas

Bij de map hoort ook een Cd-rom. Hierop staat eerst en vooral een programma waarmee men alle beschreven stappen van het traject kan registreren. Maar het programma doet meer. Het brengt in kaart wie welke taken op zich neemt of wie bepaalde verantwoordelijkheden draagt. Zo kan de directie ook de planlast van elke leerkracht bewaken en voorkomen dat sommige leerkrachten te veel hooi op de vork nemen terwijl anderen een heel comfortabele positie behouden. Verder vind je op de Cd-rom ook de teksten uit de bijlagen in Word-formaat. Zo kunnen ze gemakkelijk aangepast worden aan de specifieke noden van de school.

Deze map is gesneden brood. Ze kan door elke school onmiddellijk gebruikt worden om het zorgbeleid af te stemmen op de noden van de betere leerlingen. De meerwaarde ervan ligt niet alleen in de beschrijving van het traject, maar zeker ook in de invoeringsstrategie die duidelijk uitgeschreven staat. Dit laatste in tegenstelling tot de introductie van veel andere methodieken en vernieuwingen waar men zich beperkt tot een inhoudelijke beschrijving en de invoering volledig overlaat aan de toekomstige gebruiker.

Auteur:
Jan Kuipers
Titel: (Hoog)begaafdheid kwaliteit in beleid. Programma voor beleidsontwikkeling (hoog)begaafde leerlingen in het primair onderwijs.
Uitgeverij:
Eduforce
Plaats: Leeuwarden
Jaar: 2005
Pagina's: 132
ISBN-13: 978-90-76838-29-8
Prijs: € 163,50



© Lieven Coppens, http://boeketje-onderwijs.skynetblogs.be/