Aangepast zoeken

vrijdag 27 maart 2009

DyscalculieMAP

Deze map werd opgesteld met Friese grondigheid. In een nuchtere geen-onzin-stijl slagen de auteurs er in om een krachtige bijdrage te leveren op het vlak van het verspreiden van waardevolle kennis over rekenproblemen en dyscalculie.

Na een kort inleidend hoofdstuk zoeken de auteurs in het tweede hoofdstuk een antwoord op de vraag wat dyscalculie is. Op zoek naar een verklaring voor rekenproblemen onderscheiden ze zowel oorzaken bij de school (methode, organisatie van het rekenonderwijs, didactisch handelen van de leerkracht) als leerling-gebonden oorzaken (intelligentie, informatieverwerking, verbale vaardigheden). Deze verschillende factoren worden kort toegelicht. Daarna volgt er een overzicht van de opvattingen van verschillende auteurs over dyscalculie. De visies van onder andere Van Gelder, Treffers, Braams, Ruijssenaars en Paternotte worden naast elkaar gezet. Ook wordt de definitie van dyslexie zoals ze werd uitgewerkt door de Nederlandse Gezondheidsraad toegepast op dyscalculie en vergeleken met de criteria uit de DSM-IV-TR. Uiteindelijk kiezen de auteurs er voor om de definitie van dyslexie toe te passen op dyscalculie. Bij dyscalculie gaat het dan om een ernstige rekenachterstand die hardnekkig is en gekenmerkt wordt door een ernstig tekort in de automatisering van de basisfeiten voor rekenen.
In het derde hoofdstuk tekenen de auteurs een drietal leerlijnen voor rekenen uit. Een eerste voor het voorbereidende rekenen waarbij het getalbegrip en het tellen een essentiële rol spelen, een tweede voor het aanvankelijk rekenen die doorloopt tot in groep 5 (3e leerjaar) en een derde voor het voortgezette rekenen.

Het planmatig handelen bij rekenproblemen en dyscalculie komt aan bod in het vierde hoofdstuk. De procedure bestaat uit 4 fasen: signaleren, analyseren, handelen en evalueren. Ze wordt uitgebreid beschreven.

In dit hoofdstuk bieden de auteurs enkele zeer concrete en praktische materialen aan die men hierbij kan gebruiken zoals:


  • een signaleringslijst dyscalculie voor de eerste fase,
  • een overzicht van bruikbare toetsen en een stappenplan voor een diagnostisch onderzoek voor de tweede fase,
  • een lijst met criteria om te bepalen of een individuele leerlijn (curriculumdifferentiatie) voor rekenen verantwoord is voor de derde fase,
  • een uitgebreid schema over het planmatig handelen bij rekenproblemen mét toelichting.


In het vijfde hoofdstuk gaan de auteurs dieper in op de begeleiding van kinderen met rekenproblemen en dyscalculie. Ze breken een lans voor een preventieve aanpak en nemen een duidelijk standpunt in:

Als er zich ondanks de preventieve maatregelen toch problemen voordoen, gaan we ervan uit dat de leerling zo lang mogelijk dezelfde stof (met eventuele aanpassingen en verlengde en/of extra instructie en (in)oefentijd) krijgt als zijn groepsgenoten. Pas wanneer de aangeboden hulp en de aanpassingen niet werken, kan er op basis van gericht didactisch en/of psychologisch onderzoek besloten worden om de leerling langzamer door de stof te laten werken of, in het uiterste geval, met een andere methode te laten werken. (blz.44)

Anders gezegd: altijd eerst remediëren tot aan de grens van het mogelijke en er net voorbij! Naar analogie met de drie leerlijnen bespreken ze de begeleiding bij het voorbereidend, aanvankelijk en voortgezet rekenen. Zeer interessant in dit hoofdstuk zijn de toch wel uitgebreide begeleidingsadviezen die de auteurs formuleren zowel voor de leerlingen met rekenproblemen als voor de leerlingen met dyscalculie. Het stukje over faalangst bij rekenen en rekenproblemen is voor iedereen verplichte literatuur.

Het zesde hoofdstuk bevat de beschrijving van remediërende methoden, software en leermiddelen.

In bijlage vindt men de formulieren die in de map besproken werden.

Deze map is toch wel één van de betere, zoniet het beste hulpmiddel dat ik recent heb doorgenomen rond rekenproblemen en dyscalculie. Voor Vlaanderen lijkt het me wel aan te bevelen om in de beschreven onderzoeksprocedure Vlaamse genormeerde tests te gebruiken. Maar dat mag geen reden zijn om deze publicatie links te laten liggen.

Auteur: Ingrid Nauta en Frederique Geerligs
Titel: DyscalculieMAP
Uitgeverij: Eduforce
Plaats: Drachten
Jaar: 2005
Pagina’s: 99 (1 ringband)
ISBN-13: 978-90-76838-36-6
Prijs: € 45,00

© Lieven Coppens, http://boeketje-onderwijs.skynetblogs.be/

maandag 9 maart 2009

Manipulatie en een winkelwagentje

Als regisseur voor Willem Wever kom ik vaak de klas binnenstormen met een draaiende cameraploeg en een presentator om de meester of juf te overvallen (voor een quizje) of een scholier (voor een vraag of proefje). Na anderhalf uur staan we meestal weer op straat. Maar nu kom ik rustig binnen met een dvd met 21 filmpjes en een dv-cameraatje. De filmpjes laten de scholieren zien hoe we beinvloed worden door de televisie. We zitten met z'n allen urenlang per dag voor de televisie of achter internet, maar hoe we daar mee om moeten gaan, wordt ons niet geleerd. En dat vinden wij vreemd. Wij willen kinderen leren om, zoals dat zo mooi heet, kritische media-consumenten te worden.
Dat de televisie de belangrijkste bron van informatie is, blijkt ook weer in deze klassen. Per klas van ongeveer 25 leerlingen lezen er slechts twee wel eens een krant, maar het overgrote deel kijkt voornamelijk naar de televisie voor het nieuws, en dan wel........... Shownieuws. Tja, wat zegt dat over hun wereldbeeld? Met het cameraatje oefenen we hoe makkelijk je een bepaalde boodschap naar je hand kan zetten. Beeldtaal is erg belangrijk. Het beeld en de tekst bepalen samen de inhoud van de boodschap. Als het journaal bij een reportage over criminele Antilliaanse jongeren alleen beelden laat zien van donkere straten in de regen en onherkenbaar gemaakte gezichten dan roept de maker daarmee extra angst op. Hij had ook beelden van een zonovergoten straat kunnen laten zien, dan was de boodschap met precies dezelfde tekst toch anders overgekomen. Dat is een manier van manipuleren die heel vaak voorkomt, en die je moet leren herkennen. Daar gaat het om en dat gebeurt ook in de les.

De les eindigt met een filmpje over de 'stoere' stunts van de programma's als Jack Ass of Dirty Sanchez. Iedereen moet lachen om de jongens die in een winkelwagentje gaan zitten, een helling afgaan en zich keihard tegen een muur laten aanknallen. Ik moet ook lachen. Maar ik weet van mezelf dat ik nooit in zo'n wagentje zou gaan zitten. En dat kan lang niet iedereen zeggen in de klas. Na een filmpje over Nederlandse jongens die deze hadden nagedaan (met alle gevolgen van dien, gebroken armen of benen), geven een paar jongens toe dit ook wel eens te doen. "Maar ik doe het dan wel veilig hoor", is de verdediging. Hoezo beinvloed door de televisie? De leerkracht besluit de les, met een persoonlijk verhaal. "Vier jaar geleden was er een jongen op deze school die ook de stunt met het winkelwagentje nadeed. Het winkelwagentje viel, en hij kwam met zijn hoofd op de stoeprand terecht. Hij heeft drie maanden in coma gelegen. Uiteindelijk..... is hij overleden". Daar werd ik stil van. En daar werd de hele klas stil van. De boodschap is overgekomen. Weet wat je ziet. Want op de televisie zie je de echte wereld niet...

Elke maand vertelt een trainer van 'Weet Wat Je Ziet' over zijn of haar ervaringen voor de klas. Andre Broertjes, de columnist van deze maand, is regisseur van onder meer Willem Wever over zijn media-training aan de zes eerste-klas-groepen van de Greijdanus College in Zwolle. Lees meer over de producten van Weet Wat Je Ziet

maandag 2 maart 2009

SOEMOkaarten

De SOEMOkaarten vormen samen een methode om preventief de SOciaal-EMotionele Ontwikkeling van kinderen uit het basisonderwijs te stimuleren. De nadruk van deze methode ligt wel degelijk op preventie: de auteur wil niet wachten tot het gedrag van één of enkele leerlingen ontspoort om in te grijpen, hij wil dat juist vermijden. Door preventief te werken aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen kan dit gebeuren in een positieve sfeer. De auteur verwacht dat deze methode op termijn voor de leerkracht een besparing van tijd en energie zal betekenen.
Ieder kind uit de basisschool een sociaal-emotioneel competente leerling. Dat is het ultieme doel van deze methode. Dat betekent dat iedere leerling in staat moet zijn om op een adequate manier om te gaan met zichzelf, met andere kinderen, met volwassenen en met zijn omgeving. Kortom, ze moeten zich al op jonge leeftijd herkennen in en verbonden weten met algemeen gewaardeerde waarden en normen.
Het ontwikkelen van de sociaal-emotionele competentie is afhankelijk van drie belangrijke voorwaarden:

  • Sociaal-emotionele woordenschat (bv. boos, heimwee, schelden) begrijpen.

  • Sociaal-emotionele vaardigheden (bv. Een afspraak afzeggen, Niet tussen mensen doorlopen die met elkaar praten) verwerven.

  • Sociaal-emotionele vergissingen (bv. Iedereen is te vertrouwen, Brutalen hebben de halve wereld) vermijden.

Net rond deze drie voorwaarden zijn de SOEMOkaarten opgebouwd. Zij willen de school helpen om systematisch aan het ontwikkelen van de sociaal-emotionele competentie te werken.
De kaarten zijn verdeeld over 4 mappen, elk met een aanduiding van de groepen waarvoor ze bedoeld zijn, wat niet wegneemt dat men ze ook in andere leerjaren kan gebruiken:

  • Map 1: Groepen 1, 2 en 3 (2e en 3e kleuterklas, 1e leerjaar).

  • Map 2: Groepen 3, 4 en 5 (1e, 2e en 3e leerjaar).

  • Map 3: Groepen 5, 6 en 7 (3e, 4e en 5e leerjaar).

  • Map 4: Groepen 7, en 8 (5e en 6e leerjaar).

In elke map komen de 3 voorwaarden aan bod. Deze zijn gemakkelijk te herkennen aan hun kleurcode:

  • Sociaal-emotionele woordenschat: zwart.

  • Sociaal-emotionele vaardigheden: blauw.

  • Sociaal-emotionele vergissingen: rood.

Sommige woorden en vaardigheden komen slechts in één map aan bod, andere dan weer in verschillende mappen. In deze gevallen zien we dan dat het niveau ervan (abstractheid, complexiteit, ...) toeneemt. In de jongere groepen of klassen wordt er heel wat aandacht besteed aan het aanleren van vaardigheden en heel wat minder aan vergissingen, in de oudste groepen of klassen is dat net andersom.
Elke kaart heeft op het eerste blad een grote tekening die verband houdt met de inhoud ervan. Op de volgende bladzijden wordt de inhoud dan ingeleid met een verhaal, situatieschets, uitgangsvraag of iets van die aard. Daarna wordt de manier beschreven waarop men de inhoud kan verwerken. De noodzakelijke materialen zijn terug te vinden in de bijlagen. Wanneer een kaart afgewerkt is, kan de tekening op het eerste blad als geheugensteun in de klas worden opgehangen.
In tegenstelling tot veel andere methoden voor het verwerven van sociaal-emotionele competenties munten de SOEMOkaarten uit door hun concrete inhoud, praktische uitwerking en overzichtelijke uitwerking. Hierdoor hebben ze ook een heel ruim toepassingsgebied:

  • Een methode om systematisch doorheen de basisschool aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen te werken.

  • Een bronnenboek voor iedereen die een eigen leerlijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling wil uitwerken.

  • Een inspiratieboek voor iedereen die rond waarden en normen wil werken en op zoek is naar concrete uitwerkingsmogelijkheden.

  • Een EHBO-boek in die gevallen waar bepaalde situaties op school uitgroeien tot (of ontaarden in?) een kritiek incident dat het voortgaan van het klasgebeuren ernstig bedreigen en een onmiddellijke aanpak noodzakelijk maken.

Auteur: Wiebren de Jong
Titel: SOEMOkaarten voor de sociaal-emotionele ontwikkeling (normen en waarden)
Uitgeverij: Eduforce
Plaats: Drachten
Jaar: 2005
Pagina’s: 627 (4 ringbanden)
ISBN-13: 978-90-76838-21-2
Prijs: € 387,50

© Lieven Coppens, http://boeketje-onderwijs.skynetblogs.be/