Aangepast zoeken

maandag 15 juni 2009

De Getallenlijn

De getallenlijn is een remediëringspakket voor leerlingen die moeilijkheden hebben met optel- en aftreksommen over het tiental. Het is de bedoeling dat men vanuit de getallenlijn komt tot het opschrijven van optel- en aftreksommen met brug over het tiental als een oefening met tussenstappen.

Het programma bestaat uit 6 delen. Bij elk deel zit een korte maar zeer duidelijke handleiding en een aantal werkbladen die geleidelijk stijgen in moeilijkheidsgraad. Hierdoor wordt de leerling van succeservaring naar succeservaring geleid. Dit bevordert zijn motivatie en zelfbeeld. Bij elk deel horen enkele toetsbladen. Hier-mee kan men nagaan of de leerling een bepaald onderdeel beheerst. De delen zijn als volgt opgebouwd:
  • Deel 1: Optelsommen onder de honderd
    Tellen met eenheden over het eerstvolgende tiental
    Te automatiseren optelsommen tot 10
  • Deel 2: Aftreksommen onder de honderd
    Tellen met eenheden over het voorafgaande tiental
    Te automatiseren aftreksommen tot 10
  • Deel 3: Optelsommen onder de honderd
    Springen met eenheden over het eerstvolgende tiental
    Te automatiseren optelsommen over het tiental
  • Deel 4: Aftreksommen onder de honderd
    Springen met eenheden over het voorafgaande tiental
    Te automatiseren aftreksommen over het tiental
  • Deel 5: Optelsommen tussen honderd en duizend
    Springen met eenheden over het eerstvolgende tiental
    Springen met tientallen en eenheden
  • Deel 6: Aftreksommen tussen honderd en duizend
    Springen met eenheden over het voorafgaande tiental
    Springen met tientallen en eenheden

In de delen 1 tot en met 4 is er expliciet aandacht voor het automatiseren van een aantal optel- en aftreksommen. Het zal niemand verwonderen dat de splitsingen van de getallen tot 10 daar deel van uitmaken.

Dit pakket is het hulpmiddel bij uitstek voor kinderen die nood hebben aan een sturende didactiek. Ze gaat recht op het doel af en biedt heel veel oefenkansen zonder zich te verliezen in al te veel fantasietjes. Een map die in elke orthotheek een plaatsje verdient.

Auteur: Jacob Dijkstra en Janneke van Oosten
Titel: De Getallenlijn
Uitgeverij: Eduforce
Plaats: Drachten
Jaar: 2007
Uitvoering: 1 ringband
ISBN-13: 978-90-76838-45-3
Prijs: € 67,50

© Lieven Coppens, http://boeketje-onderwijs.skynetblogs.be/

Alle Kinderen Kunnen Rekenen 1 + 2

Anne Kooistra was leraar en vervolgens directeur basis- en speciaal onderwijs en tot slot onderwijsbegeleider basis- en speciaal onderwijs. Hij houdt zich bezig met het ontwikkelen van materialen voor kinderen die niet vanzelfsprekend leren. Zo maakte hij samen met Nanne Ossinga Alle kinderen leren lezen, een klanksynthetische methode die op een selectieve en sobere manier probeert om leesproblemen te voorkomen (een bespreking van deze methode vind je op mijn website www.nieuwsbriefleren.be onder de rubriek portfolio).

Deze twee rekenmappen zijn tot stand gekomen vanuit de expertise die de auteur opbouwde tijdens zijn jarenlange begeleiding van leerlingen met rekenproblemen. Het is belangrijk dat de rekenontwikkeling van deze kinderen gaat van concreet naar mentaal, van het werken met naar het werken zonder materiaal, van het in de vingers krijgen naar het begrijpen. Het programma is zo opgebouwd dat de leerling altijd succeservaringen heeft. Hij kan op eigen tempo en op de voor hem meest passende manier het programma doorlopen. Hierdoor blijft de motivatie behouden.

Alle kinderen kunnen rekenen beperkt zich tot het optellen en aftrekken. De twaalf delen die dit stapsgewijs aanpakken zijn:

  • Deel 1: Optel- en aftreksommen tot 10
  • Deel 2: Optel- en aftreksommen tot 10 en 20
  • Deel 3: Optel- en aftreksommen tussen 10 en 20
  • Deel 4: Optel- en aftreksommen tot 100 tussen het tiental
  • Deel 5: Optel- en aftreksommen tot 100 zonder te wisselen
  • Deel 6: Optel- en aftreksommen tot 100 met wisselen
  • Deel 7: Optel- en aftreksommen tot 100 met wisselen mentaal
  • Deel 8: Optel- en aftreksommen tot 1000 niet over het tiental
  • Deel 9: Optel- en aftreksommen tot 1000 niet over het tiental
  • Deel 10: Optel- en aftreksommen tot 1000 over het tiental
  • Deel 11: Optel- en aftreksommen tot 1000 over het tiental
  • Deel 12: Optel- en aftreksommen tot 1000 over het tiental
Elk deel bestaat uit een handleiding en een aantal oefenbladen. De oefenbladen met sommen worden afgewisseld met werkbladen in verband met andere aspecten uit het rekenwiskundeonderwijs, zoals het geldrekenen en de ruimtelijke oriëntatie. De staafabacus neemt in de delen 1 tot 7 een zeer belangrijke plaats in de didactiek in. Daarnaast is er nog een afzonderlijk deel over het hanteren van de staafabacus met 5 staven bij optel- en aftreksommen boven 1000. Verder bevat de methode ook toetsen en kijkkaartjes.

Alle Kinderen Kunnen Rekenen is een geen-onzinmethode die zich richt op de essentie van het leerproces. Verwacht met andere woorden niet te veel toeters en bellen. Het is een remediëringspakket dat bedoeld is om kinderen met rekenproblemen te helpen. In die zin past ze zeker in een onderwijsleerproces waarbij sturende didactiek een noodzakelijke voorwaarde is om tot resultaat te komen. Voor Vlaanderen zal het even wennen zijn aan de Nederlandse notatiewijze waarbij het bewerkingsteken rechts van de cijferoefeningen staat, maar dat kan nauwelijks een bezwaar vormen om het programma aan te wenden bij kinderen met hardnekkige rekenproblemen.

Auteur: Anne Kooistra
Titel: Alle Kinderen Kunnen Rekenen Band 1 & Band 2
Uitgeverij: Eduforce
Plaats: Drachten
Jaar: 2003
Materiaal: 2 ringbanden
ISBN-13: 978-90-76838-20-5
Prijs: Deel 1: € 67,50; Deel 2: € 57,50

© Lieven Coppens, http://boeketje-onderwijs.skynetblogs.be/

woensdag 8 april 2009

Eigenhandig Schrijforthotheek

Waarom een orthotheek bespreken die bij een welbepaalde schrijfmethode hoort, zonder deze methode zelf te bespreken? Waarschijnlijk stellen enkele lezers zich deze vraag. Het antwoord ligt hem eenvoudig weg in de originaliteit van de benadering. Maar ook in de doordachtheid ervan.

De auteurs gaan er van uit dat elk kind van nature uit een eigen ritme heeft in de beweging en een eigen indeling van de ruimte. Hierdoor heeft het ook een eigen vormgeving. Door hierop aan te sluiten kan men deze kinderen helpen om een persoonlijk, evenwichtig en duidelijk handschrift te ontwikkelen. Men oefent de schrijfbewegingen niet aan de hand van lettervormen maar men hanteert een vorm van spelend leren waarbij men gebruik maakt van heel specifieke kindvriendelijke opdrachten. Hierdoor is er kans dat de schrijfmotivatie van het kind vergroot.

Deze orthotheek kan men zeker gebruiken vanaf de leeftijd van zes jaar. Soms zelfs vroeger, als men merkt dat het kind over voldoende ruimtelijk inzicht en fijne motoriek beschikt. De essentie ervan laat zich samenvatten in het volgende citaat uit de handleiding dat tegelijk ook de chronologie van de methode weergeeft:

Let op:
Eerst ontwikkelt de leerling voldoende ruimtelijk inzicht = onderdeel RUIMTE (R).
Om daarin te kunnen bewegen in de juiste richting = onderdeel BEWEGING (B).
De beweging moet moeiteloos, vlot en vloeiend plaats vinden, dit is zichtbaar in de mooie ronde bochten zonder bibbers én aan de dunne uitzwaai van de beweging. Pas wanneer dit allemaal goed gaat, beginnen wij met het onderdeel VORM (V),
omdat hierbij geconcentreerd gewerkt wordt en dit kan het krampachtig schrijven bevorderen. (blz.8)

Om deze chronologie te realiseren bevat de methode tal van werkbladen. Sommige werkbladen kunnen gebruikt worden bij het inoefenen van verschillende onderdelen. Dit wordt in de toelichting aangegeven door de codering van de werkbladen. Zo betekent de codering 'B en R' dat voor dit werkblad het onderdeel 'Beweging' de voornaamste functie is en daarna pas het onderdeel 'Ruimte'. Voor elk onderdeel wordt er aangegeven welke werkbladen van tel zijn. Ze zijn ook geordend naar opklimmende moeilijkheidsgraad.

Iemand die meer ervaren is met het schrijfonderwijs en meer bepaald met de signalen dat het er fout mee loopt, kan de toets- en signaalbladen uit de map gebruiken om te onderzoeken wat een leerling nodig heeft en hem zo een taak- en doelgerichte selectie van de werkbladen aanbieden. Een minder ervaren leerkracht kan deze stap achterwege laten en de leerling zonder meer werkbladen aanbieden of laten kiezen, waardoor er toch geoefend wordt. Het belangrijkste is dat hij aandacht blijft hebben voor de volgorde van de verschillende onderdelen (dus eerst ruimte, daarna beweging en tenslotte vorm). Bij de werkbladen uit de orthotheek hoort er ook een wegwijzer. Deze laat aan oudere leerlingen toe om zelfstandig een eigen traject te volgen.

Zoals het vaak bij een orthotheek het geval is, kan men ook bij deze orthotheek de werkbladen preventief gebruiken. Hierbij blijft het belangrijk dat men de chronologie tussen de verschillende onderdelen volgt en probeert aan te sluiten bij de zone van de naaste 'schrijf'-ontwikkeling.

Auteur: Arjanne Huls & Tineke ten Zijthoff
Titel: Eigenhandig Schrijforthotheek

Uitgeverij:
Eduforce
Plaats: Drachten
Jaar: 2000
Pagina’s: 170 (1 ringband)
ISBN-13: 978-90-74022-95-8
Prijs: € 105,00

© Lieven Coppens,
http://boeketje-onderwijs.skynetblogs.be/

DyslexieMAP

De kennis over het onderzoek naar en de behandeling van dyslexie samenbrengen in een overzichtelijk geheel is niet eenvoudig. Ze ook nog bij de tijd houden al evenmin. Toch zijn de auteurs van deze map, die in 2006 nog grondig herzien en aangepast werd aan de laatste inzichten en standpunten van de Commissie Dyslexie van de Nederlandse Gezondheidsraad en de Stichting Dyslexie Nederland, in beide doelstellingen geslaagd.

Deze map bestaat uit drie grote delen. In het eerste deel geven de auteurs de stand van zaken mee in verband met dyslexie. Na een korte inleiding schetsen ze in het tweede hoofdstukje de geschiedenis ervan. De verschillende definities en indelingen die van 1936 tot nu werden aangebracht en verdedigd, worden kort besproken. Het voorlopige eindpunt is de definitie van dyslexie zoals ze in de brochure van 2004 die door de Stichting Dyslexie Nederland werd uitgegeven is neergeschreven. Een definitie die trouwens in haar volledig herziene brochure van 2008 niet meer werd gewijzigd. Ook de indelingen van Bakker (perceptueel versus linguïstisch) en Van der Ley (spellend versus radend) krijgen hier een plaats.

Het vaststellen van dyslexie komt aan bod in het derde hoofdstuk. Op basis van de gekende werkdefinitie weerhoudt men drie kenmerken van dyslexie, te weten: ernst, hardnekkigheid en een onvolledige of moeizame automatisering. Het traject dat de auteurs schetsen van signaleren over remediëren (en denk hier dan zeker de sticordimaatregelen bij) naar verwijzing, geeft dit hoofdstuk extra waarde. Niet in het minst omdat een aantal expliciete verwijzingscriteria geformuleerd worden.

Het vierde hoofdstuk staat in het teken van de behandeling van dyslexie. Elke behandeling wordt gedragen door een verklaringsmodel. De auteurs onderscheiden enerzijds de modellen die de nadruk leggen op factoren in het kind en anderzijds de modellen die de nadruk leggen op het verband tussen het kind en zijn leeromgeving. Ze laten een heleboel behandelmethoden de revue passeren en beschrijven en voorzien ze van terechte kanttekeningen en opmerkingen.

Het vijfde hoofdstukje geeft, van uit de Nederlandse context, op één blad een 'schoolvoorbeeld' weer van hoe een stappenplan van signalering tot behandeling er kan uitzien. Het zesde hoofdstukje is al even kort en zoekt een antwoord op de vraag of dyslexie vroegtijdig te voorspellen is.

In het zevende hoofdstuk bespreken de auteurs de formele aspecten van een dyslexieverklaring. Deze halen ze uit de voornoemde brochure van de Stichting Dyslexie Nederland. Na de eigen slotbeschouwingen in het achtste hoofdstuk geven ze in het negende hoofdstuk nog eens de samenvatting, conclusies en aanbevelingen van de Commissie van de Gezondheidsraad mee.

Het tweede deel staat helemaal in het teken van het onderzoek en de begeleiding van leesproblemen. Het derde deel sluit daar heel nauw op aan met de bespreking van het onderzoek en de begeleiding van spellingproblemen. Centraal in beide delen staan de bevindingen van de Stichting Dyslexie Nederland en de Protocollen Leesproblemen en dyslexie zoals ze uitgewerkt werden door het Expertisecentrum Nederlands. Deze beide delen zijn echter zo compact geschreven dat ze zich maar moeilijk laten samenvatten. Ze moeten in zijn geheel doorgenomen worden. Toch vraag ik extra aandacht voor de beschreven begeleidingstechnieken en de opmerkingen over de mogelijke comorbiditeit van lees- of spellingproblemen en dyslexie met andere problemen. In het bijzonder was ik geboeid door het Leeuwarder Classificatiesysteem voor spellingfouten.

Deze map lijkt mij het cursusmateriaal bij uitstek voor iedereen die op een vlotte manier juiste en recente kennis over dyslexie wil verwerven.

Auteur: Griet Risselada, Paul Tiggeler & Bernhard Wendt
Titel: DyslexieMAP
Uitgeverij: Eduforce
Plaats: Drachten
Jaar: 2006 (vierde, herziene druk)
Pagina’s: 160 (1 ringband)
ISBN-13: 978-90-74022-97-2
Prijs: € 45,00

© Lieven Coppens, http://boeketje-onderwijs.skynetblogs.be/

vrijdag 27 maart 2009

DyscalculieMAP

Deze map werd opgesteld met Friese grondigheid. In een nuchtere geen-onzin-stijl slagen de auteurs er in om een krachtige bijdrage te leveren op het vlak van het verspreiden van waardevolle kennis over rekenproblemen en dyscalculie.

Na een kort inleidend hoofdstuk zoeken de auteurs in het tweede hoofdstuk een antwoord op de vraag wat dyscalculie is. Op zoek naar een verklaring voor rekenproblemen onderscheiden ze zowel oorzaken bij de school (methode, organisatie van het rekenonderwijs, didactisch handelen van de leerkracht) als leerling-gebonden oorzaken (intelligentie, informatieverwerking, verbale vaardigheden). Deze verschillende factoren worden kort toegelicht. Daarna volgt er een overzicht van de opvattingen van verschillende auteurs over dyscalculie. De visies van onder andere Van Gelder, Treffers, Braams, Ruijssenaars en Paternotte worden naast elkaar gezet. Ook wordt de definitie van dyslexie zoals ze werd uitgewerkt door de Nederlandse Gezondheidsraad toegepast op dyscalculie en vergeleken met de criteria uit de DSM-IV-TR. Uiteindelijk kiezen de auteurs er voor om de definitie van dyslexie toe te passen op dyscalculie. Bij dyscalculie gaat het dan om een ernstige rekenachterstand die hardnekkig is en gekenmerkt wordt door een ernstig tekort in de automatisering van de basisfeiten voor rekenen.
In het derde hoofdstuk tekenen de auteurs een drietal leerlijnen voor rekenen uit. Een eerste voor het voorbereidende rekenen waarbij het getalbegrip en het tellen een essentiële rol spelen, een tweede voor het aanvankelijk rekenen die doorloopt tot in groep 5 (3e leerjaar) en een derde voor het voortgezette rekenen.

Het planmatig handelen bij rekenproblemen en dyscalculie komt aan bod in het vierde hoofdstuk. De procedure bestaat uit 4 fasen: signaleren, analyseren, handelen en evalueren. Ze wordt uitgebreid beschreven.

In dit hoofdstuk bieden de auteurs enkele zeer concrete en praktische materialen aan die men hierbij kan gebruiken zoals:


  • een signaleringslijst dyscalculie voor de eerste fase,
  • een overzicht van bruikbare toetsen en een stappenplan voor een diagnostisch onderzoek voor de tweede fase,
  • een lijst met criteria om te bepalen of een individuele leerlijn (curriculumdifferentiatie) voor rekenen verantwoord is voor de derde fase,
  • een uitgebreid schema over het planmatig handelen bij rekenproblemen mét toelichting.


In het vijfde hoofdstuk gaan de auteurs dieper in op de begeleiding van kinderen met rekenproblemen en dyscalculie. Ze breken een lans voor een preventieve aanpak en nemen een duidelijk standpunt in:

Als er zich ondanks de preventieve maatregelen toch problemen voordoen, gaan we ervan uit dat de leerling zo lang mogelijk dezelfde stof (met eventuele aanpassingen en verlengde en/of extra instructie en (in)oefentijd) krijgt als zijn groepsgenoten. Pas wanneer de aangeboden hulp en de aanpassingen niet werken, kan er op basis van gericht didactisch en/of psychologisch onderzoek besloten worden om de leerling langzamer door de stof te laten werken of, in het uiterste geval, met een andere methode te laten werken. (blz.44)

Anders gezegd: altijd eerst remediëren tot aan de grens van het mogelijke en er net voorbij! Naar analogie met de drie leerlijnen bespreken ze de begeleiding bij het voorbereidend, aanvankelijk en voortgezet rekenen. Zeer interessant in dit hoofdstuk zijn de toch wel uitgebreide begeleidingsadviezen die de auteurs formuleren zowel voor de leerlingen met rekenproblemen als voor de leerlingen met dyscalculie. Het stukje over faalangst bij rekenen en rekenproblemen is voor iedereen verplichte literatuur.

Het zesde hoofdstuk bevat de beschrijving van remediërende methoden, software en leermiddelen.

In bijlage vindt men de formulieren die in de map besproken werden.

Deze map is toch wel één van de betere, zoniet het beste hulpmiddel dat ik recent heb doorgenomen rond rekenproblemen en dyscalculie. Voor Vlaanderen lijkt het me wel aan te bevelen om in de beschreven onderzoeksprocedure Vlaamse genormeerde tests te gebruiken. Maar dat mag geen reden zijn om deze publicatie links te laten liggen.

Auteur: Ingrid Nauta en Frederique Geerligs
Titel: DyscalculieMAP
Uitgeverij: Eduforce
Plaats: Drachten
Jaar: 2005
Pagina’s: 99 (1 ringband)
ISBN-13: 978-90-76838-36-6
Prijs: € 45,00

© Lieven Coppens, http://boeketje-onderwijs.skynetblogs.be/

maandag 9 maart 2009

Manipulatie en een winkelwagentje

Als regisseur voor Willem Wever kom ik vaak de klas binnenstormen met een draaiende cameraploeg en een presentator om de meester of juf te overvallen (voor een quizje) of een scholier (voor een vraag of proefje). Na anderhalf uur staan we meestal weer op straat. Maar nu kom ik rustig binnen met een dvd met 21 filmpjes en een dv-cameraatje. De filmpjes laten de scholieren zien hoe we beinvloed worden door de televisie. We zitten met z'n allen urenlang per dag voor de televisie of achter internet, maar hoe we daar mee om moeten gaan, wordt ons niet geleerd. En dat vinden wij vreemd. Wij willen kinderen leren om, zoals dat zo mooi heet, kritische media-consumenten te worden.
Dat de televisie de belangrijkste bron van informatie is, blijkt ook weer in deze klassen. Per klas van ongeveer 25 leerlingen lezen er slechts twee wel eens een krant, maar het overgrote deel kijkt voornamelijk naar de televisie voor het nieuws, en dan wel........... Shownieuws. Tja, wat zegt dat over hun wereldbeeld? Met het cameraatje oefenen we hoe makkelijk je een bepaalde boodschap naar je hand kan zetten. Beeldtaal is erg belangrijk. Het beeld en de tekst bepalen samen de inhoud van de boodschap. Als het journaal bij een reportage over criminele Antilliaanse jongeren alleen beelden laat zien van donkere straten in de regen en onherkenbaar gemaakte gezichten dan roept de maker daarmee extra angst op. Hij had ook beelden van een zonovergoten straat kunnen laten zien, dan was de boodschap met precies dezelfde tekst toch anders overgekomen. Dat is een manier van manipuleren die heel vaak voorkomt, en die je moet leren herkennen. Daar gaat het om en dat gebeurt ook in de les.

De les eindigt met een filmpje over de 'stoere' stunts van de programma's als Jack Ass of Dirty Sanchez. Iedereen moet lachen om de jongens die in een winkelwagentje gaan zitten, een helling afgaan en zich keihard tegen een muur laten aanknallen. Ik moet ook lachen. Maar ik weet van mezelf dat ik nooit in zo'n wagentje zou gaan zitten. En dat kan lang niet iedereen zeggen in de klas. Na een filmpje over Nederlandse jongens die deze hadden nagedaan (met alle gevolgen van dien, gebroken armen of benen), geven een paar jongens toe dit ook wel eens te doen. "Maar ik doe het dan wel veilig hoor", is de verdediging. Hoezo beinvloed door de televisie? De leerkracht besluit de les, met een persoonlijk verhaal. "Vier jaar geleden was er een jongen op deze school die ook de stunt met het winkelwagentje nadeed. Het winkelwagentje viel, en hij kwam met zijn hoofd op de stoeprand terecht. Hij heeft drie maanden in coma gelegen. Uiteindelijk..... is hij overleden". Daar werd ik stil van. En daar werd de hele klas stil van. De boodschap is overgekomen. Weet wat je ziet. Want op de televisie zie je de echte wereld niet...

Elke maand vertelt een trainer van 'Weet Wat Je Ziet' over zijn of haar ervaringen voor de klas. Andre Broertjes, de columnist van deze maand, is regisseur van onder meer Willem Wever over zijn media-training aan de zes eerste-klas-groepen van de Greijdanus College in Zwolle. Lees meer over de producten van Weet Wat Je Ziet

maandag 2 maart 2009

SOEMOkaarten

De SOEMOkaarten vormen samen een methode om preventief de SOciaal-EMotionele Ontwikkeling van kinderen uit het basisonderwijs te stimuleren. De nadruk van deze methode ligt wel degelijk op preventie: de auteur wil niet wachten tot het gedrag van één of enkele leerlingen ontspoort om in te grijpen, hij wil dat juist vermijden. Door preventief te werken aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen kan dit gebeuren in een positieve sfeer. De auteur verwacht dat deze methode op termijn voor de leerkracht een besparing van tijd en energie zal betekenen.
Ieder kind uit de basisschool een sociaal-emotioneel competente leerling. Dat is het ultieme doel van deze methode. Dat betekent dat iedere leerling in staat moet zijn om op een adequate manier om te gaan met zichzelf, met andere kinderen, met volwassenen en met zijn omgeving. Kortom, ze moeten zich al op jonge leeftijd herkennen in en verbonden weten met algemeen gewaardeerde waarden en normen.
Het ontwikkelen van de sociaal-emotionele competentie is afhankelijk van drie belangrijke voorwaarden:

  • Sociaal-emotionele woordenschat (bv. boos, heimwee, schelden) begrijpen.

  • Sociaal-emotionele vaardigheden (bv. Een afspraak afzeggen, Niet tussen mensen doorlopen die met elkaar praten) verwerven.

  • Sociaal-emotionele vergissingen (bv. Iedereen is te vertrouwen, Brutalen hebben de halve wereld) vermijden.

Net rond deze drie voorwaarden zijn de SOEMOkaarten opgebouwd. Zij willen de school helpen om systematisch aan het ontwikkelen van de sociaal-emotionele competentie te werken.
De kaarten zijn verdeeld over 4 mappen, elk met een aanduiding van de groepen waarvoor ze bedoeld zijn, wat niet wegneemt dat men ze ook in andere leerjaren kan gebruiken:

  • Map 1: Groepen 1, 2 en 3 (2e en 3e kleuterklas, 1e leerjaar).

  • Map 2: Groepen 3, 4 en 5 (1e, 2e en 3e leerjaar).

  • Map 3: Groepen 5, 6 en 7 (3e, 4e en 5e leerjaar).

  • Map 4: Groepen 7, en 8 (5e en 6e leerjaar).

In elke map komen de 3 voorwaarden aan bod. Deze zijn gemakkelijk te herkennen aan hun kleurcode:

  • Sociaal-emotionele woordenschat: zwart.

  • Sociaal-emotionele vaardigheden: blauw.

  • Sociaal-emotionele vergissingen: rood.

Sommige woorden en vaardigheden komen slechts in één map aan bod, andere dan weer in verschillende mappen. In deze gevallen zien we dan dat het niveau ervan (abstractheid, complexiteit, ...) toeneemt. In de jongere groepen of klassen wordt er heel wat aandacht besteed aan het aanleren van vaardigheden en heel wat minder aan vergissingen, in de oudste groepen of klassen is dat net andersom.
Elke kaart heeft op het eerste blad een grote tekening die verband houdt met de inhoud ervan. Op de volgende bladzijden wordt de inhoud dan ingeleid met een verhaal, situatieschets, uitgangsvraag of iets van die aard. Daarna wordt de manier beschreven waarop men de inhoud kan verwerken. De noodzakelijke materialen zijn terug te vinden in de bijlagen. Wanneer een kaart afgewerkt is, kan de tekening op het eerste blad als geheugensteun in de klas worden opgehangen.
In tegenstelling tot veel andere methoden voor het verwerven van sociaal-emotionele competenties munten de SOEMOkaarten uit door hun concrete inhoud, praktische uitwerking en overzichtelijke uitwerking. Hierdoor hebben ze ook een heel ruim toepassingsgebied:

  • Een methode om systematisch doorheen de basisschool aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen te werken.

  • Een bronnenboek voor iedereen die een eigen leerlijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling wil uitwerken.

  • Een inspiratieboek voor iedereen die rond waarden en normen wil werken en op zoek is naar concrete uitwerkingsmogelijkheden.

  • Een EHBO-boek in die gevallen waar bepaalde situaties op school uitgroeien tot (of ontaarden in?) een kritiek incident dat het voortgaan van het klasgebeuren ernstig bedreigen en een onmiddellijke aanpak noodzakelijk maken.

Auteur: Wiebren de Jong
Titel: SOEMOkaarten voor de sociaal-emotionele ontwikkeling (normen en waarden)
Uitgeverij: Eduforce
Plaats: Drachten
Jaar: 2005
Pagina’s: 627 (4 ringbanden)
ISBN-13: 978-90-76838-21-2
Prijs: € 387,50

© Lieven Coppens, http://boeketje-onderwijs.skynetblogs.be/